Verbeter nooit iemand met dementie!

Angstkern

“Het belangrijkste wat ik leerde, was dat je aparte hersenen hebt om te denken en een apart deel voor je emoties. Bij demente mensen verdwijnt het denken, maar het emotionele deel blijft. Ze kunnen alleen nog met het emotionele brein reageren op situaties”, zegt van der Plaats. “Mensen die niet meer kunnen denken, kunnen hun emotie niet meer verbergen. En ze kunnen ook niet doen alsof: de emotie die je ziet, is altijd puur.”

In het emotionele deel van de hersenen zit de zogenoemde amandelkern, de ‘angstkern’. “Angst is onze basale emotie. Als je schrikt, zet de angstkern die emotie om in een reactie: vechten of vluchten. Dat stamt nog uit de oertijd. Mensen met goedwerkende hersenen kunnen nog nadenken voordat ze die reactie uitvoeren. Maar mensen met dementie kunnen dat niet: de angst zet zich direct om in boosheid, of in vluchtgedrag, dat ze weglopen.”

Nooit verbeteren

Daarom moet je in de zorg voor demente mensen proberen hen nooit te laten schrikken. “Dan gaat het mis en ontstaat er agressie. Dat gebeurt al als je een bewering van een demente ontkent of afwijst. Als een dement persoon zegt dat het gisteren zonnig was, en jij ontkent dat, dan is dat al een hele klap.”

De allerbelangrijkste tip die Van der Plaats mee wil geven aan mensen die zorgen voor iemand met dementie: nooit verbeteren. “Je denkt misschien dat je de demente persoon helpt door hem of haar te verbeteren, maar dat is juist niet zo. Zeker als jij vol blijft houden dat het anders zit, dan kan de demente zo boos worden. Daar zit geen meer rem op.”

Hoe dan wel? 

Als je oma jou niet herkent als kleindochter, maar je aanziet voor iemand anders, verbeter haar dan niet. Zeg niet direct: ‘ik ben je kleindochter’, maar ga ook niet meespelen dat je iemand anders bent. Blijf je oma gewoon benaderen als altijd: blijf bij haar op visite, spreek haar aan als ‘oma’ als je tegen haar praat, en gedraag je zoals je altijd zou doen. Op den duur herkent ze je dan weer als haar kleindochter.

Een ander voorbeeld: als een dement persoon naar haar moeder wil die al jaren dood is, zeg dan niet gelijk dat de moeder is overleden. Doe ook niet alsof ze nog leeft. Maar vraag: ‘Verlang je naar je moeder?’ Als ze dat bevestigt, dan zeg je bijvoorbeeld: ‘Het was ook een lieve vrouw, weet je nog dat ze zo lekker kon koken?’ Dan dringt het vaak al tot ze door. Als het niet doordringt, dan zeg je uiteindelijk zelf: ‘En wat jammer toch, dat ze nu niet meer leeft’.”   

Dus: ontken het niet, bevestig het niet, maar ga erop in en spreek in de verleden tijd. 

dr. Anneke van der Plaats

Vorige pagina